Tuesday, May 31, 2011

Immersie 24: een connotatie met interactie

Naar wijsgerige inzichten bestaat onderscheid tussen intersubjectiviteit en subject-objectrelaties. Een subject-object relatie is een communicatieve verhouding tussen een subject en een object. Een subject is een communicatief receptieve en aktieve opponent in communicatie, een object is niet-receptief of aktief. (dit is een zeer versimpelde weergave van een technisch ingewikkelde discussie)
Als je naar het toilet moet, dan loop je naar de deur van het toilet, pak je de deurklink, open je de deur en ga je naar binnen. Je ondervindt dan een lage subject-object relatie met de deurklink. Maar stel dat je naar het toilet moet, je de deurklink grijpt en de deur zich niet opent, dan kijk je naar de deur, zie je ergens een rood vlakje ter indicatie dat het toilet bezet is. Je subject-object relatie met de deur is in dat geval hoger, of intensiever, of bewuster, dan in het eerste geval.
Als je een kroeg binnenloopt, dan zie je in de kroeg allerlei drinkende mensen aan tafeltjes zitten. Die mensen ken je niet, je ziet ze wel en loopt niet tegen ze aan. Je intersubjectiviteit met die mensen is dus laag. Je gaat aan de bar zitten en bestelt een biertje bij de bardame, die vriendelijk knikt. Je intersubjectiviteit met de bardame is hoger dan die met de mensen in de kroeg. Maar dan zie je in je ooghoek aan de andere kant van de bar een oude vriend van de middelbare school zitten, die je al jaren niet hebt gesproken. Je gaat naast hem zitten, en enthousiast vul je de avond met het uitwisselen van herinneringen. De intersubjectiviteit met deze oude vriend is bijzonder hoog.
De vraag is: waar zit dan interactie in dit spel?
Als je interactie definieert als: ‘communicatie tussen mens en machine’ zouden de modellen voor een subject-object relatie ook voor interactie moeten gelden.

Conclusie: een zekere vorm van subject-object relatie in de vorm van interactie is noodzakelijk om immersie bij een beschouwer op te wekken. De reden daarvoor is, dat het, in immersie geponeerde subject, weer een object wordt, zodat de representatie niet levensecht wordt.

Om dit punt sterker te maken, is een goed gefundeerde definitie van interactie noodzakelijk.

Immersie 23

Een aantal dagen geleden zag ik een politieserie op televisie (je wordt op dit moment op televisie doodgegooid met series waarvan de verhaallijnen minieme variaties op een versleten thema zijn) waarbij een boef een grote bom in de stad had geplaatst. Agenten wilden uit de boef halen waar de bom lag, en deden dat, door hem in een ruimte te laten plaatsnemen waarin hem op alle mogelijke wijzen werd wijsgemaakt dat de bom al was afgegaan. De boef werd blootgesteld aan geraas, trillende muren, en uiteindelijk fopreportages op een televisie waarin gewag werd gedaan van honderdduizenden doden en enorme verwoesting.

Men zou kunnen zeggen dat in bovenstaande situatie sprake is van een representatie en immersie. De boef wordt immers blootgesteld aan een representatie van een niet-bestaande situatie, waardoor hij in een staat van immersie geraakt.

Mijn stelling is echter, dat die conclusie onjuist is. Als voor de immersief niet duidelijk is, dat sprake is van een representatie, kan naar mijn mening geen immersie optreden, of is datgene wat optreedt geen immersie.
Als een representatie de schijn wekt echt te zijn, bijvoorbeeld als je gelooft dat je bij het zien of ondergaan van een representatie gevaar loopt, dan is van immersie geen sprake meer. Het is derhalve noodzakelijk dat de beschouwer weet dat hij geen deel uitmaakt van de representatie en dat de representatie niet ‘echt’ is. Het medium moet ‘fouten’ bevatten die de immersief herinneren aan het feit dat de representatie niet echt is. Stel je voor dat je in een bioscoop naar een James Bond film kijkt, waarin de boef zijn pistool leegschiet waarna je vriend naast je in de bioscoop dodelijk wordt geraakt.

Dit is uitleg bij punt 3 van post 'Immersie 21'.

Thursday, May 26, 2011

Immersie 22

Toch is er nog wat te zeggen over de rol van interactie en mediale eigenschappen naast een representatie in kunstwerken. Wollheim zegt: "..the appreciation of artworks presupposes that we treat them as realising intentions of human beings (artists)". Misschien is het wel zo, dat van belang voor immersie niet zozeer is, dat het voor de immersief constant duidelijk is dat de representatie niet echt is, maar dat het voor de imersief constant duidelijk is dat de representatie door iemand is gemaakt die iets wil communiceren. Dat zou een veel makkelijker te verteren propositie zijn. Toch is deze propositie niet helemaal zonder haken en ogen: hoe classificeer je datgene wat Waterhouse met zijn Ophelia wilde communiceren? Als je het kunt classificeren is het niet nodig geweest dat Waterhouse het werk schilderde, omdat het tonen van de classificatie helderder communicatie zou hebben opgeleverd. Als het niet te classificeren is, hoe bepaal je dan wat wordt gecommuniceerd? is er dan sprake van communicatie die in de intersubjectiviteit zweeft? (dat zou goed kunnen) Maar kijken mensen naar een film met in het achterhoofd constant de vraag naar wat de filmmaker wilde communiceren? Dat lijkt mij geen immersie.

Wednesday, May 25, 2011

Immersie 21: Brain Farts From Outer Space

Na lange tijd het probleem van immersie te hebben omschreven, ben ik, min of meer tegen wil en dank, in een oplossingsrichting gaan denken. Zo overkwam mij twee weken geleden plotsklaps een ‘brain fart from outer space’ waar ik erg enthousiast over ben. In vijf kale proposities geformuleerd ziet die ‘Alien Fart’ er als volgt uit:

1) Elk medium bestaat uit een representatie. Afhankelijk van de mediale eigenschappen bezit die representatie ook eigenschappen, maar zonder representatie is geen sprake van een medium. Dit is een algemeen aanvaarde gedachte.

2) Elke representatie heeft als doel immersie bij de beschouwer op te wekken. Media hebben dus onder meer hetzelfde doel. Ook dit is een algemeen aanvaarde gedachte.

3) Het is noodzakelijk voor het geraken in een staat van immersie, dat de beschouwer weet dat de representatie niet echt is, dus de representatie moet zodanig zijn, dat dat feit altijd helder is. Deze propositie is nieuw.

4) Twee manieren staan de ontwerper van de representatie ter beschikking om zorg te dragen voor het feit dat de immersief altijd weet dat de representatie niet echt is, te weten: de eigenschappen van het medium, en de interactie tussen de immersief en het medium. Ook dit is nieuw.

5) Als in een medium weinig zichtbare mediale eigenschappen zijn, dan moet de interactie omgekeerd evenredig (dus navenant groter) zijn om immersie op te wekken bij de beschouwer. Andersom: als weinig interactie aanwezig is, dan moeten de mediale eigenschappen omgekeerd evenredig aanwezig zijn om immersie op te wekken.

Natuurlijk stellen bovenstaande ‘farts’ niets voor als ik ze niet kan schragen met een goed gefundeerd logisch systeem van argumenten. Ik kan uiteraard niet overzien of dat gaat lukken. Daarnaast weet ik niet of ik het probleem voldoende heb ingekaderd, om bovenstaande proposities te kunnen rechtvaardigen. Ik ga in elk geval een poging doen in aankomende posts deze gedachten te funderen met argumenten, en er moet bovendien worden onderzocht wat ze precies inhouden voor de definities van bijvoorbeeld de begrippen ‘medium’, ‘mediale eigenschap’, ‘interactie’, etc.

Wednesday, May 11, 2011

Amerika Trivia 2



Op dit moment is de VS in de ban van 21 mei. Volgens een handvol voorspellers, waarvan de belangrijkste al tien jaar geleden is overleden, is die dag 'Judgement Day' en wordt de aarde vernietigd. Een aantal invloedrijke 'Christelijke' groeperingen zijn een campagne gestart om de Amerikaanse bevolking van dit feit te verwittigen. Televisiespotjes, radiocommercials, grote pamfletten in universiteiten en openbare gebouwen etc. moeten mensen overtuigen van het feit dat het einde nabij is. Berekend is, dat de kosten van deze campagne zouden voldoen om alle daklozen en armen van New York een jaar lang gratis kost en inwoning te verschaffen.

Tuesday, May 10, 2011

Amerika Trivia 1

Leden van de ultraconservatieve Amerikaans populistische politieke groepering die bekend is onder de naam Tea Party hebben op hun website Hillary Clinton weggefotoshopt van de afbeelding van de War Room waarin de president en anderen de liquidatie van Osama Bin Laden bekeken. Reden: Hillary was te sexy voor een kamer met mannen, en zou de aandacht van de kijker afleiden.

Tuesday, May 03, 2011

Immersion 20: some remarks for Alex

Alex Reuneker has published some of his writings on immersion at his blog (www.reuneker.com/blog) I cannot recommend his writings enough, to anyone interested in the subject of immersion or media-theory. However, I find that some relevant questions, posed by Alex, remain to be answered.

I will try to formulate an answer to one of the questions in this small article.

Alex touches the sensitive and difficult topic regarding the symbiosis between technology and immersion, on which the main question would be something like this: does the involvement of modern technology, used to add lifelikeliness or more persistency to the mimesis, necessary or probably improve on the quality or grade of immersion in a viewer?
To phrase this question in the form of an example: does a movie in 3d necessary impose more or better immersion on a viewer than the same movie in 2d? Or: Does the holodeck on the Starship Enterprise, programmed to play a scene of the ‘Chants de Maldoror’ impose more or better immersion than a paper copy of the book by Isidore Ducasse?

My answer to these questions would be: no.

Apparently, the consensus in the books, on which Alex bases his texts, would be, that modern technology indeed improves on immersion. The writers of these books might or might not have themselves allowed to be blinded by the joys and wonders of recent developents in technology, or the bright promises of future endeavours and predictions in science fiction, or they might be handicapped by their somewhat limited (sometimes even embarassing) understanding on the subject of immersion. Anyhow, I believe Alex agrees with me in my rejection of technology as necessary on the improvement of representations and their enhanced adequacy on imposing immersion on a viewer. But I think his argumentation augmenting this rejection lacks immediacy.

Alex: "Janet Murray thus defines immersion as the sensation of being surrounded by another reality that feeds our whole perception. (..) In her view, digital media will become as explorable and extensive as the ‘real’ world and it is this view that determines her explanation of immersion. (..) She thinks it is essential that the medium itself disappears from our perception. The boundary between what is represented and what is physically present fades and eventually disappears."
Alex' counterargument is the notion that the physical aspects of the representation will always be there, in the form of real world objects (technological equipment) or instrumental media-related obligations to the viewer, that are not part of the mimesis. (interactions) Alex thus emphasizes the impossibility of Murray's theory.

Let us give the propositions by Murray some more thought.
Wittgenstein’s ‘seeing-as’ is only valid on the subject if it is used to illustrate Wollheim’s response or addition to ‘seeing-as’ which is ‘seeing-in’. Wollheim’s ‘seeing-in’ is relevant to the discussion because it somewhat demystifies the relation between matter and representation. According to Wollheim, a blob of red paint on a painting is matter, (seeing-as) the same blob on the same painting can also be a red roof on an old barn in the country, which makes it representation. (seeing-in) A 3d videodevice to be placed on a volunteer’s head is matter, the 3d movie shown with it, is representation. According to Wollheim, it is not possible to see both at the same time, meaning that the technology and the representation can never interfere, even if one or the other is prominently there. The abundance of technological equipment can therefore never influence the immersion. Although the principle of ‘seeing-in’ by Wollheim is an enduring subject of polemization, I believe that in this particular case the argument stands firm.

The main characteristics of a representation are, at first:
The represented world is NOT really happening. Representations do not make believe that the represented world is really happening. To make it appear more true does not change the fact that it isn’t true. I believe there cannot be immersion in a viewer if the represented is really happening, because a really happening representation cannot exist. Projecting a scene out of the ‘Chants the Maldodor’ in the holodeck of the Enterprise perhaps makes it easier to believe that the representation is really happening, (I’m not even sure that is true..) but the immediate fact remains that it is not. If it was, it would be reality. If a viewer believes, even for one moment, that the represented world is really happening, than there can be no immersion. The immersed person needs to know that the represented world is not really happening, and needs to keep that in mind during his state of immersion. He needs to feel ‘safe’. This vital characteristic of a representation is directly opposed to the use of technology to enhance the representation into an almost lifelike mimesis, during which the immersed person might not feel ‘safe’ anymore. This is one reason for my rejection of lifelike enhancements of representations to obtain more immersion on a viewer. Secondly, immersion takes place in a viewer’s head, triggered by a mimesis. Goal of the mimesis is to cause immersion. One has to believe that there is a story to tell, that the story has a certain amount of rules, one has to believe that these rules or requirements in storytelling have been met. Obeying the rules of the medium or the story is of great importance and cannot be underestimated, but the lifelikeliness of the representation is not. It is possible to picture a mimesis which contains no lifelikeliness at all, but nevertheless is succesfull in immersing a viewer, because the mental rules of storytelling in the mimesis are met, in relation to the subjective characteristics of the medium at hand.

That is why I believe Murray does not have sufficient grasp of the concept of immersion.

I will address more of Alex's writings in future posts.

Osama

Een objectief geformuleerde opsomming van recente gebeurtenissen:

De president van een democratische rechtsstaat, met de grootste economie ter wereld, zet door overheidsgelden betaalde huurmoordenaars in om een verdachte, zonder enige vorm van proces of kans op verdediging, te laten vermoorden. De rechterlijke macht van de rechtsstaat, alsmede samenwerkingsverbanden tussen staten, bedoeld om de rechtsgang op wereldschaal objectief en eerlijk te laten verlopen, worden volledig terzijdegeschoven. De president, en zijn minister van binnenlandse zaken, en zijn minister van buitenlandse zaken, en nog enkele andere hoogwaardigheidsbekleders, volgen de moordaanslag live vanuit de ambtswoning. De moord vindt plaats op soeverein territorium van een andere staat, die daarvoor geen toestemming heeft verleend. Na de bekendmaking van de moord gaan grote hoeveelheden burgers van die democratische rechtsstaat de straat op om te juichen en wordt de president door veel collega's over de wereld gefeliciteerd met het behaalde succes. Bij de moord komen ook nog minstens drie mensen om die niet verdacht zijn. Na de moord wordt het lichaam van de verdachte in zee gedumpt.