Veel discussie over AI is in feite te herleiden tot een argumentatie die AI discrimineert ten opzichte van wat je de menselijke geest zou kunnen noemen. Denk aan argumentaties die trachten aannemelijk te maken dat AI bepaalde dingen niet kan die een mens wel zou kunnen, discussies waarin wordt onderzocht of AI creatief is, waarbij een onvermijdelijk antropocentrische conclusie vervolgens is, dat AI natuurlijk niet menselijkerwijs creatief kan zijn, zonder overigens een enigszins verhelderende of relevante definitie van creativiteit bij te voegen.
Een aanname is, dat AI niet in staat zou zijn causaliteit te begrijpen. Wij, mensen, hebben in de gaten dat als de haan kraait, het ochtend is, of als het ochtend is, de haan kraait. Het herkennen van een oorzakelijk verband tussen twee gebeurtenissen, is een cruciale menselijke eigenschap en daarmee oorzaak van cultuur, wetenschap en dergelijke. Implicerend dat AI geen cultuur of epistemologische kennis zou kunnen opbouwen omdat het causaal verband ziet als niets anders dan een oneindige reeks voorbeelden. (dus een empirisch verband in plaats van een cognitief verband) is daarmee een belangrijk en onoverkomelijk onderscheid gemaakt. De menselijke uniciteit is gered.
Maar is die conclusie wel gerechtvaardigd? Wat betekent de uitspraak 'deze twee gebeurtenissen kennen een causaal verband'? Kunnen wij, mensen, een causaal verband beredeneren zonder empirische of historisch narratieve kennis, die in feite ook gebaseerd is op empirie? Het antwoord daarop zou gemakkelijk 'nee' kunnen luiden.
Er is overigens geen causaal verband tussen het ochtendgloren en de kraaiende haan. De haan bezit een interne klok die hem voorschrijft wanneer hij moet kraaien.