Stel, je besluit op een avond naar
de bioscoop te gaan. Je stapt op je fiets, fietst door de kou naar de bioscoop
in de stad, koopt een kaartje van een humeurige puber in een loketje, je gaat
de zaal binnen en wordt bekogeld met popcorn door verveelde kinderen. De zaal wordt
donker, een wit scherm verschijnt en daarop zie je in 2d allerlei koppen van
acteurs, die met elkaar spreken. Je vergeet de popcorn, de bioscoop, en je leeft
helemaal mee met het kleine meisje dat de enge, donkere trappen van het
spookachtige huis oploopt. Je weet dat boven een enge vent staat, en je wordt
bang en leeft mee, maar je rent niet naar voren om het meisje te waarschuwen.
Is dit een tijdelijke psychose? Je weet dat het nep is, je staart naar een
scherm, iemand naast je zit te snurken, je kent de acteurs, je hebt een kaartje
gekocht, maar ondanks die overduidelijke aanwijzingen geloof je toch een klein
beetje dat het echt is, althans, je voelt heel erg mee met de personages in de
film. Dat meeleven, de onderdompeling in de representatie, ondanks dat de
representatie overduidelijk niet echt is, dat noemen we immersie.
Immersie is een moeilijk begrip om te definiëren. Maar het is wel belangrijk.
Je zou kunnen zeggen dat zonder immersie representaties niet kunnen bestaan. Als
je geen immersie voelt bij een film, zul hje steeds denken: wat doe ik hier
eigenlijk, ik moet nog boodschappen doen, hoeveel krijgen die acteurs eigenlijk
betaald, wat heeft dit alles met mij te maken? Dus zonder immersie werken
representatieve media eigenlijk niet.
Immersie is te definiëren als:
Het vrijwillig verwisselen van
iemands identiteit en omgeving voor een
door een representatief medium opgewekte gefingeerde identiteit en omgeving.
Dat is een standaard definitie. Je kunt die in veel literatuur over het
onderwerp vinden. Hij is niet houdbaar, als je doordenkt, maar als
werkdefinitie volstaat hij wel.
Je kunt bijvoorbeeld helemaal opgaan in een boek of in een film, in dat
geval neem je de identiteiten en omgevingen die in het boek of de film worden
gerepresenteerd voor waar aan, en vergeet je even wie je zelf bent.
De beslissing om een immersieve houding aan te nemen ten aanzien van een
representatief medium is altijd een rationele, een bewuste. Je neemt bewust de
beslissing om een boek ter hand te nemen en dat te gaan lezen. Je kunt ook
andere dingen gaan doen, maar daar zijn op dat moment argumenten tegen.
Maar verkeren in een staat van immersie, dus in een situatie waarin je de werkelijke
wereld en je eigen identiteit inruimt voor een gerepresenteerde, is altijd
irrationeel, en onbewust, omdat de ratio niet toestaat dat je werkelijke
emoties toont als gevolg van bewijsbaar niet-werkelijke situaties. Als je naar
een film gaat, en je schrikt van een monster of voelt mee met de lijdende
hoofdpersoon, is dat irrationeel, omdat de bewijzen dat het monster niet bestaat
omdat hij van papier mache is, en de hoofdpersoon niet echt lijdt maar als
acteur dik betaald krijgt voor zijn rol, overweldigend zijn. Die overweldigende
bewijsvoering kan alleen in een irrationele vooringenomenheid worden ontkend.
Je zou kunnen zeggen dat het maken van een film of het schrijven van een
boek of het schilderen van een schilderij (kortom: het maken van een
representatie) uitsluitend als doel heeft om immersie op te wekken. Dat
betekent dat als je een representatief medium hanteert, je heel goed moet weten
wat immersie is en hoe je het kunt opwekken bij een gebruiker van je medium.
Je kunt, naar aanleiding van bovenstaand, nog veel vragen stellen:
·
Wat is het verschil tussen immersie naar aanleiding van
een representatie, en immersie zonder representatie, dus zogenaamde fantasie,
dagdromen, en wat dies meer zij?
·
Is er ook sprake van immersie als de representatie
volledig is, dus als je werkelijk gelooft dat de representatie echt is?
·
Hoe komt het dat, als immersie niet rationeel is, dat je
een personage in een film toch niet echt gaat helpen? Klaarblijkelijk is het
geloof in de representatie maar tot een bepaalde hoogte.
·
Is het werkelijk zo, dat wanneer een representatie meer
op het gerepresenteerde lijkt, zoals een 3d-film, of het Holodeck op de
Starship Enterprise, de immersie hoger is dan bij representaties die helemaal
niet op het gerepresenteerde lijken, zoals boeken?
·
Stel dat in de representaties zaken aanwezig zijn die
niet in de werkelijkheid voorkomen, of die niemand ooit heeft gezien, zoals ‘De
Hulk’, of een buitenaards wezen, waar verwijst dat deel van de representatie
dan naar? Kennelijk hoeft niet alles in een representatie ergens naar te
verwijzen, of kan ook verwezen worden naar abstracte concepten. Hoe komt het
dan dat er toch immersie plaatsvindt, als het goed is?
No comments:
Post a Comment