Wednesday, April 25, 2012

Over een religieus wereldbeeld (tweede versie)

1
In Nederland rijden treinen, volgens bepaalde trajecten. Die treinen hebben een identiteit, ze zijn van elkaar te onderscheiden door een nummer dan aan de zijkant van de trein staat. Die treinen rijden volgens bepaalde trajecten, je kunt je heel goed voorstellen dat er iemand is geweest die bepaald heeft wanneer welke treinen waarheen rijden. Daar zit een bepaald evenwicht in. Treinen botsen niet tegen elkaar, ondanks het feit dat het spoor zeer druk bezet is, en de treinen zijn op een bepaalde tijd op een bepaalde plaats. (althans, dat is de bedoeling) Dit is allemaal bedacht door die ene persoon, die de dienstregeling heeft gemaakt.

Die persoon noemen we God.

Stel je nu voor: je bent een treinspotter. Je staat langs de kant van het spoor, bij Dordrecht, en je verbaast je over het vernuft van die grote kolossen, die op tijd rijden en regelmatig voorbijkomen, en een schijnbaar moeiteloze vanzelfsprekende harmonie tentoonspreiden. Je prijst God om de schoonheid van datgene wat hij heeft gecreeerd. Je ziet die schoonheid als een bewijs van het bestaan en de almacht van God. Je onderkent dat je het zelf nooit zo zou kunnen bedenken, aan de hand van hetgeen je ziet voorbijkomen. Maar je ziet niet alles, je ziet alleen wat er in Dordrecht voorbij komt.

Maar nu ga je een schema maken. Je noteert de tijden en de identiteitsnummers van de treinen die voorbijkomen. Je trekt al snel bepaalde conclusies.

  1. Treinen komen meer dan eens voorbij, dus ze leven langer dan een rit
  2. Als ze ergens heen gaan en ze komen nog een keer voorbij, moeten ze dus ook terug zijn gegaan.
  3. Je merkt een correspondentie tussen lengte en type van de trein en het tijdstip van voorbijkomen.
  4. Je gaat intercity’s van stoptreinen onderscheiden.
  5. Enzovoorts.
Met andere woorden: je gaat het systeem achter het voorbij komen van treinen steeds beter begrijpen, en je kunt al snel modellen opstellen waarin het voorbij komen van treinen voorspeld kan worden. Misschien ben je in staat om aan de hand van de treinen in Dordrecht voorspellingen te doen over de treinen in Utrecht. Op een gegeven moment, en na het verzamelen van veel informatie, kun je zelfs de identiteit van voorbijkomende treinen voorspellen.

Daarmee tast je de almacht en het bestaan van God aan. Hoe meer je begrijpt van het systeem, en hoe meer je de gebeurtenissen kunt voorspellen, hoe minder je de God respecteert. Op het moment dat je fouten in het systeem gaat ontdekken, zoals treinen die te laat rijden of overvolle treinen, verlies je je geloof in God, en ga je de ontwerper van het schema als een gelijke zien.

2
Stel je voor, je speelt een racespelletje op de computer. Dat racespel is door iemand gemaakt, de ontwerper van het spel. Als je begint met spelen moet je eerst het spel leren kennen. Je blaast constant de motor op, je vliegt uit de bocht en eindigt steevast als laatste. Toch ga je door. Waarom?

Omdat je er van uitgaat dat het spel zo is gemaakt door de ontwerper dat het speelbaar is. Je vertrouwt zo op de kwaliteit van de ontwerper, dat je je falen bij het spelen volledig aan jezelf wijt.

De ontwerper noemen we God.

Je faalt in het spelen van het spel des levens, maar je blijft doorgaan, omdat de wereld is gecreeerd door een ontwerper die het leven zo heeft bedacht dat het leefbaar, ja, zelfs winbaar is. Dat is een ethische grondhouding.

Stel je voor dat je je geloof in de kwaliteiten van de ontwerper van het computerspel verliest, doordat je, ook na dagen en weken van proberen, niet als winnaar aan de finish komt. Dan zeg je: ‘dit spel is onspeelbaar’. Dat is een evaluatieve conclusie. Die conclusie kun je ook trekken als je merkt dat na veel oefening er nog steeds geen progressie in de resultaten zichtbaar is.

Als je zegt: ‘dit spel is onspeelbaar’ dan kun je twee dingen bedoelen:

  1. Dit spel is door een ontwerper gemaakt die niet goed genoeg is om het spel speelbaar te maken
  2. De ontwerper heeft het spel expres onspeelbaar gemaakt.
  3. Ik ben een onvoltooid mens omdat ik het spel niet beheers.
De eerste twee antwoorden zijn derivaten van een ethische grondhouding waarbij de verantwoordelijkheid voor het spel bij een God wordt gelaten. Een parallel in het echte leven zou kunnen zijn: ik krijg kanker, ik overlijd, ik kan geen geschikte partner vinden, ik heb pech bij het vinden van een baan, ik was buiten mijn schuld betrokken bij een auto-ongeluk, vechtpartij, revolutie, noem maar op.

Het derde antwoord is een derivaat van een religieus concept van zonde: ik kan niet anders dan zondig zijn, dus ik kan nooit een goed en volledig mens zijn, het hoogst haalbare voor mij is, dat ik er naar streef. Maar Jezus vergeeft me mijn onvolkomenheden, doordat hij zichzelf heeft opgeofferd.

Als je de metafoor van het spel gebruikt voor de werkelijkheid, en het spelen van dat spel als leven in die werkelijkheid, komt daar nog een vierde conclusie bij:

  1. Er bestaat geen God.
De eerste drie conclusies zijn wat mij betreft behoorlijk cynisch. De vierde conclusie betekent, zeker op het eerste gezicht, dat het onmogelijk is te bepalen of het spel van het leven wel speelbaar is.

Sunday, April 22, 2012

This weekend I finished the little poisonous frog on the Van Eyck drapery.. Up next is the skull.
Varnishing my painting 'God'.. the varnish makes me dizzy and sick.

Friday, April 06, 2012

Schilderdag

Vandaag heb ik een handje geschilderd en een gifkikker op de draperie. Die gifkikker moet nog een beetje worden gefatsoeneerd, maar het werkt wel. Door die kikker verschijnt een compositiedriehoek, hand; schedel; kikker. De hand is een beetje katatonisch en is de compositorische sleutel van het werk, aangezien de lijnen in de achtergrond allemaal bij die hand samenkomen. Het moet zijn alsof de hand die achtergrond een beetje naar zich toetrekt, maar niet zodanig dat het opvalt.