Sunday, December 26, 2010

Eindejaarsverrassing

Ik heb weer een atelier! Dertig hele vierkante meters (bijna) in een oude bakkerij met een paar andere kunstenaars.
Ik kan niet wachten om weer te beginnen met werken. Maar eerst een beetje opknappen en inrichten, en natuurlijk een slaapbank er in, zodat ik een dutje kan doen tijdens het schilderen.

Thursday, November 25, 2010

Spreuk

Het lijden onder narcistische mensen is omgekeerd evenredig aan de afstand waarop ze zich van jou bevinden. Hoe kleiner de afstand des te groter het lijden. Het zwaarst lijden de mensen in de directe omgeving van de narcist. Staat men op wat grotere afstand, dan slaat het lijden om in bewondering.

(uit mijn aantekeningenboek)

Tuesday, November 23, 2010

Immersie 14

Als je naar de beroemde tekening kijkt van een haas die tegelijkertijd een eend is, valt op, dat je OF een haas OF een eend ziet, maar nooit allebei tegelijk.
Volgens een soortgelijk principe zou ook immersie werken: je bent OF in de objectieve werkelijkheid OF in de door een medium gerepresenteerde werkelijkheid, in dat geval onderga je immersie, maar je bent nooit in allebei tegelijk.

Stel je voor, je gebruikt een medium met een representatie, bedoeld om iets te communiceren, dan valt de communicatie in de objectieve werkelijkheid, en niet in de gerepresenteerde. Teneinde de communicatieboodschap te ontvangen moet je dus als gebruiker in de objectieve werkelijkheid ‘zijn’, en niet in staat van immersie. (dit is een hele lastige, ik ben er nog niet uit wat hier precies bedoeld wordt, ook al heb ik het zelf geschreven....)

Dus een medium dat wil communiceren kan geen gebruik maken van representatie en immersie, of embodiment, omdat dat de communicatie in de weg zit. Als je Nieuwe Media, even voor het gemak, beperkt tot internet, dan zouden er dus twee soorten sites moeten zijn, sites die niet representeren maar communiceren en sites die niet communiceren maar representeren. (je kunt je overigens voorstellen dat een site bestaat uit gedeelten die communiceren en gedeelten die representeren, die kun je dan niet tegelijk bekijken)

Dat vond ik een nogal rare conclusie. Er is geen sprake van twee soorten websites. Daarnaast: verwant aan websites zijn uitingen van grafische media, die communiceren en representeren, en er zijn geen twee aparte soorten grafische media.

Of wel? Ik bedacht mij namelijk dat er wel twee soorten grafische media, zijn, namelijk communicerende grafische media (bijvoorbeeld pamfletten, flyers, kauwgomwikkels etc.) en autonome beeldende kunst.

Toch twee soorten websites?

Saturday, November 20, 2010

Holland op zijn Smalst

Nederland is, in vergelijking met de ons aangrenzende landen, altijd een cultuurarm land geweest. In de negentiende eeuw was dat uiteraard niet anders.

Zo werd destijds de beroemde kunstcollectie van Willem III tentoon gesteld in het Mauritshuis te Den Haag, en wel op de eerste verdieping, omdat op de begane grond een opvanghuis voor verweesde meisjes was gevestigd. De verzameling diende door een curator te worden beheerd, maar de overheid had geen geld over voor een professionele staf. Men haalde dus een bejaarde uit het tehuis, want die kreeg toch al pensioen, om de collectie te beheren. Dat ging niet helemaal vlekkeloos, want de oude-van-dagen was te oud om de trap naar de eerste verdieping van het Mauritshuis op te klimmen. Hij was de eerste museumdirecteur (en de laatste) die, wegens zijn vergevorderde leeftijd, zijn eigen museum nooit heeft bezocht.

In 's Hertogenbosch torent de Sint Janskathedraal trots boven het stadscentrum uit. In de negentiende eeuw bevond zich in die kathedraal een prachtig en zeldzaam Renaissance-oxaal. Het was echter wat verweerd en moest gerestaureerd worden. Nederlandse kruideniersmentaliteit en schraperigheid leidde echter tot een uitnodiging aan de Engelsen om het ding, gratis, maar weg te halen, ze moesten alleen de transportkosten zelf betalen. De Engelsen wisten niet hoe snel ze het ding moesten meenemen naar Engeland, voordat die achterlijke Hollanders in de gaten hadden dat ze iets prachtigs zomaar weggaven. Het oxaal neemt nu nog steeds een ereplaats in, in een Londens museum.

Deze gebeurtenissen, en nog een flink aantal andere, noopten de rijksambtenaar en kunstliefhebber Victor de Stuers zijn wereldberoemde artikel 'Nederland op zijn Smalst' te schrijven. Het verscheen in 1873 in De Gids. De invloed was enorm. Naar aanleiding van dit artikel en het gekrakeel dat erop volgde, besloot men onder andere het Rijksmuseum in Amsterdam te bouwen, om een deel van de kunstcollectie Nederland te kunnen ontsluiten voor groter publiek. Ook het Mauritshuis werd een professioneel kunstinstituut.

Anno 2010 staan we weer voor een soortgelijk moment. Cultuurbarbaren en idioten in Den Haag, wellicht ingegeven door het Neo-Fascistisch getinte populisme van de PVV, bezuinigen zodanig op cultuur dat orkesten moeten verdwijnen, beeldend kunstenaars zich niet kunnen ontwikkelen of naar het buitenland verdwijnen, het doek valt voor menig toneelgezelschap, enzovoorts. Als een samenleving wordt gewaardeerd op haar cultuur, dan deed Nederland het al niet zo best, maar nu dreigen we in een culturele leegte te verdwijnen.

Wil de Victor de Stuers van de 21e eeuw nu opstaan? Het is hard nodig.

Wednesday, November 17, 2010

Immersie 13

Een van de meest interessante discussies over film en immersie is die tussen Claude Lanzmann, maker van de film "Shoah", en Steven Spielberg en zijn film "Schindler's List". Lanzmann verwijt Spielberg in een open brief 'Schindler's List is an impossible story' dat hij het medium film, (m.i. de immersieve eigenschappen daarvan) gebruikt voor verkeerde doeleinden.
Zo vraagt hij zich het volgende af:

"In fact, I fail to see how actors could convey deported people who had suffered for months, years of agony, misery, humiliation and who died of fear"

Met andere woorden: is het mogelijk een toeschouwer een immersieve ervaring aan te doen door het tonen van een representatie waarbij overduidelijk is dat de acteurs de gesuggereerde ontberingen niet werkelijk hebben meegemaakt? (terwijl ze ontegenzeggelijk verwijzen naar mensen die werkelijk hebben bestaan en de ontberingen wel hebben moeten doorstaan) Het problematische aspect is natuurlijk dat de andere films van Spielberg geen connotatie hebben met de bestaande werkelijkheid, of daar niets over willen zeggen, (--of misschien in metaforische vorm--) terwijl "Schindler's List" een duidelijke verwijzing is naar de werkelijkheid in extreme emotionele vorm. (de Holocaust)

Het lijkt wel of er andere regels gelden. Ik ben de overuiging toegedaan dat de discussie tussen Lanzmann en Spielberg draait om een invulling van het begrip immersie in relatie tot film, maar dat zou betekenen dat er verschillende soorten immersie bestaan naar aanleiding van de aard van de representatie die de immersie veroorzaakt.

Sunday, November 07, 2010

Immersie 12

Een belangrijk kenmerk van immersie is dat de onderdompeling in het gerepresenteerde nooit zodanig is, dat de immersief handelt. Zo kan het gebeuren dat je in de bioscoop medelijden krijgt met het meisje dat in de handen van King Kong valt, en later met King Kong zelf, maar je zult niet naar het meisje schreeuwen dat de grote aap er aan komt, of naar de aap dat hij de torenflat niet moet beklimmen. Derek Matravers heeft een deel van zijn gedachten over immersie op dit principe gebaseerd.

Maar deze week keek ik naar een voetbalwedstrijd en ik merkte dat ik mijn voet meebewoog op het moment dat een voetballer op doel schoot, alsof ik voordeed hoe hij moest schieten of zo, of zelf de voetballer was. Een aanwijzing dat bovenstaand principe betwistbaar is?

Tuesday, November 02, 2010

Immersie 11 (-enige antwoorden voor Alex-)

In de taalfilosofie bestaan een aantal theorieen over woordbetekenis. De oudste en meest gekende is de 'referentiele betekenistheorie' die stelt dat een woord (bijvoorbeeld het woord 'koe') of een samengestelde expressie beneden zinsniveau (bijvoorbeeld 'de Keizer van Rome') refereren naar iets in de werkelijkheid. De betekenis van het woord is, in een behoorlijk naieve interpretatie, datgene waar het naar verwijst. (dit is uiteraard een schaamteloos korte omschrijving van de referentiele betekenistheorie, maar het is voldoende voor dit betoog)

John Locke was het daar niet mee eens. (anderen ook niet) Hij stelde, terecht, dat het niet het woord is dat verwijst, maar dat diegene die het woord gebruikt verwijst. Een verwijzing is immers een handeling, en woorden kunnen niet handelen, mensen wel. Locke stelt, dat een woord refereert aan een gedachte in het hoofd van diegene die het woord uitspreekt. De verwijzing is dus niet naar de werkelijkheid maar (intrasomatisch?) naar een concept van de gebruiker van het woord. Dat concept zou dan een representatie kunnen zijn van iets in de werkelijkheid, maar dat hoeft niet. (dit is een groot probleem voor de theorie van Locke, en een reden om hem af te wijzen)

Stel dat de gedachte van Locke ook geldt voor representaties waarbij emoties worden opgewekt, dan verwijst de representatie niet naar een emotie in de werkelijkheid, met alle onoverkomelijke problemen van dien, maar naar een concept van diegene die de representatiehandeling verricht. (dat concept zou dan wel aan de werkelijkheid kunnen refereren)

In dat geval zou een representatie, bijvoorbeeld een schilderij van een landschap, niet verwijzen naar een landschap (dat lost allerlei grote representatieproblemen op, zo wordt de vraag of je niet-bestaande landschappen kunt schilderen ineens irrelevant) maar naar het concept van de schilder.

Immersie 10

Alhoewel beide auteurs het woord 'immersie' niet in de mond nemen, zou je kunnen zeggen dat de twee standaardwerken over immersie van de hand komen van Kendall Walton en Derek Matravers.

Waar Walton het begrip problematiseert in zijn boek Mimesis as Make Believe biedt Matravers naar aanleiding van (en grotendeels als reaktie op-) Waltons probleembeschrijving in zijn boek Art and Emotion een oplossing, die met name wordt ingegeven door het toevoegen van allerlei cognitieve elementen aan emoties waarmee hij de brug tussen emotie en representatie probeert te slaan.

Of het geslaagd is, is een tweede. Rob van Gerwen had, in ANTW, flink wat kritiek op de oplossingen van Derek Matravers. Maar het is zeker een prachtig beginpunt.

Monday, November 01, 2010

Immersie 9

Binnen de traditionele esthetica is het gewoon te spreken van een onderscheid tussen object en representatie. Een schilderij is een object bestaande uit linnen, verf, vernis, veelal een lijst, en daarnaast is er sprake van een representatie, een landschap of een abstract.

Dispuut bestaat over het feit, of een beschouwer het object en de representatie tegelijk kunnen waarnemen. Volgens veel theoretici (onder andere Rob van Gerwen) is dat niet zo. Zijn stellingname is te vergelijken met een beroemd plaatje: je ziet OF een eend OF een konijn.

Als Rob gelijk heeft, dat wil zeggen als de representatie alleen kan worden waargenomen als het object niet wordt waargenomen, dan ligt daar wellicht een criterium voor het verschijnsel 'representatie', dat soelaas biedt voor een bruikbare definiering van immersie, omdat immersie een gevolg is (?) of een eigenschap is van een representatie, en niet van een object.

Saturday, October 30, 2010

Immersie 8

Een aantal auteurs over immersie, bijvoorbeeld Laura Bieger, stelt dat immersie niet (of niet noodzakelijk) met hulp van een representatie bij een beschouwer wordt bewerkstelligd. In plaats daarvan definieren deze auteurs een immersieve ruimte. Dat die ruimte een representatie is, wordt niet als noodzakelijk ervaren voor het opwekken van immersie bij een receptief persoon. Vandaar dat bijvoorbeeld steden of feesten immersie kunnen opwekken, ondanks dat het geen representaties zijn. (die stelling zou ik niet direct willen onderschrijven... het begrip 'representatie' verdient wat dat aangaat nog wat nadere definitie)

In het kader van immersie spreekt Michel Foucault van heterotopische ruimte. Een heterotopische ruimte is een mengvorm tussen een utopische (onwerkelijke) ruimte en een werkelijke ruimte. In een dergelijke ruimte is het het gezelschap dat zich in die ruimte bevindt (bijvoorbeeld een stad of een vergaderzaal) dat oorzaak is van de 'sfeer' of 'immersie' die door elk individu zou worden opgevangen, door het toevoegen of completeren van de werkelijke ruimte met een onwerkelijke ruimte. Zonder het gezelschap of met een andere groep mensen zou de ruimte anders zijn. Daarnaast is het ook zo, volgens Foucault, dat als het gezelschap zich in een andere ruimte bevindt, dat de immersie dan ook een ander karakter zou krijgen. (hoe definieer je het 'karakter' van immersie? Kan immersie een 'karakter' bezitten?)

Wat mij betreft wordt het begrip 'immersie' daarmee wel heel erg opgerekt. Als bedrijfscultuur ook al onder het kopje 'immersie' valt, dan voel ik erg de behoefte om een nieuw begrip te introduceren waardoor de boel wat beknot wordt..

Wednesday, October 27, 2010

Twisten over Smaak

Wat zou iemand bedoelen als hij zegt: "dat is een mooi schilderij"?

Is dat een uitspraak waarbij het woord "mooi" (-schoonheid-) refereert aan een esthetische kwalificatie van het schilderij, een soort evaluatie op basis van (wellicht onbewuste?) criteria?

Of betekent het alleen maar: "Dit schilderij bevalt mij"?

In het eerste geval wordt geimpliceerd dat de term schoonheid een kwalificatie is van het object, het schilderij. In het tweede geval wordt geimpliceerd dat de term schoonheid betrekking heeft op de perceptie van de persoon die het schilderij bekijkt. Dat is een enorm groot verschil.

Monday, October 11, 2010

Beeldende kunst; een Hamvraag?

Rob van Gerwen, destijds mijn docent aan de RUU, bedacht een centrale vraag, waarin, naar zijn mening, het essentiele van beeldende kunst wordt weergegeven, de zogenaamde hamvraag:

".. hoe kan dood materiaal levendige betekenis dragen, tot leven komen?"

Ik kan mij helemaal vinden in deze vraag.
De vraag beantwoorden is echter een hels hoofdpijnkarwei. Het is misschien wel de centrale vraag van deze blog.

Sunday, September 12, 2010

Immersie 7: special over representatie

Lange tijd geleden bestond een behoorlijk fel dispuut tussen filosofen en epistemologen van relieuze snit enerzijds, en met een atheistische grondslag anderzijds. De eersten wisten het bestaan van het lichaam (het 'vlees', zoals de clerus dat placht te noemen) te ontkennen, de tweede ontkenden het bestaan van de geest. Zij gebruikten daarvoor een soortgelijke truuk, die verborgen ligt in de ultieme epistemologische vraag: 'hoe kunnen we de wereld kennen?'

Die vraag werd als volgt beantwoord:

Wij kunnen geen contacten, ter verificatie of falsificate, leggen met de wereld zelf, op welke wijze dan ook, wat dat dan ook moge betekenen. We kunnen haar slechts waarnemen, dus we kunnen uitsluitend de representatie van dingen bestuderen, ofwel de wijze waarop de dingen ons 'aandoen'. Hoe doen we dat? 'Met onze fysiek, onze ogen, hersenen', zegt de atheist. 'Met onze geest', zegt de clerus.

'Als het waarnemen van representaties essentieel is voor het mens-zijn, en de geest is daar niet voor nodig, dan is het niet nodig dat die geest bestaat', zegt de atheist.
'Als het waarnemen van representaties essentieel is voor het mens-zijn, en in de geest voltrekt zich het waarnemen, waarbij het lichaam slechts stoffelijk doorgeefluik van representaties is, dan is de geest superieur over het lichaam', zegt de clerus.

Ziedaar het dispuut. Uiteraard in schandelijk onvolledige samenvatting.

Immanuel Kant kwam met een oplossing, die suste de boel door te stellen dat de waarneming van representaties niet de wijze is waarop wij de wereld kunnen kennen, maar we kunnen dat wel doen door gebruikmaking van een soort a-priori zuivere rationaliteit, het "Reinen Vernunft". Eerst denken, systemen bouwen, dan eens kijken of het klopt. Einstein en Popper voeren er wel bij.

Ik realiseer mij, ook door de bijdrage van Alex (als reaktie op mijn vorige post) dat als je iets zinnig wilt zeggen over immersie als verbeelding door representatie, dat deze oude veelomvattende discussie plotseling relevant wordt. Eigenlijk wil ik dat vermijden, want het is een veel te zware discussie.

Zo is door deze polemiek onderscheid ontstaan tussen angelsaksische filosofen ('hoe kunnen wij waarheden van onwaarheden onderscheiden') en continentale filosofen, ('we kunnen niet zeggen of iets waar is of niet, maar wel wat het voor ons zou betekenen als het waar is') en zijn failliete extremiteiten ontstaan als de Logisch Positivisten, ('we weten niet hoe maar we kunnen objectief onomstotelijke bewijzen formuleren die betrekking hebben op de objectieve werkelijkheid; met andere woorden: we kunnen het epistemologisch representatiebeginsel door logica omzeilen') die draken opleverden als de 'Grundsatze der Arithmetik' van Gottlob Frege. Postmodernisme is weer een ander voorbeeld.

Van dat soort drakerij wil ik mij zo ver mogelijk houden. Het moet mogelijk zijn iets zinnigs te formuleren over immersie zonder de wankele epistemologische representatieprincipes aan te raken. Hoop ik.

Thursday, September 09, 2010

Immersie 6

Als het zo is, dat de definitie van immersie “...vrijwillig je identiteit en omgeving tijdelijk verruilen door een in een medium gerepresenteerde identiteit en omgeving...” (zie eerder op deze blog) ter discussie staat omdat er geen sprake hoeft te zijn van een representatie om een staat van immersie te bereiken, waardoor het onderscheid tussen immersie en fantasie of verbeeldingskracht verdwijnt,

...dan wordt het probleem nog veel groter. Je kunt namelijk het verschil tussen een gerepresenteerde, een gefantaseerde en de werkelijke wereld niet zodanig formuleren dat dat verschil relevant wordt voor zowel fantasie/verbeelding als immersie.

Voorbeeld: Een persoon heeft een kennissenkring en familie. De mensen uit de kennissenkring en de familie kennen allemaal bepaalde eigenschappen van die persoon. Zij identificeren of definieren de persoon naar aanleiding van hun voorstelling van die eigenschappen. Sterker: dat doet hij met zichzelf ook. Dat wil zeggen dat hij net zoveel keer in representatie bestaat als er mensen zijn die hem op enigerlei wijze kennen, inclusief hemzelf. Dus hij is niets anders dan zijn eigen representatie, en er bestaan heel veel verschillende representaties van hem.

Dat betekent dat je ook immersief of verbeeldend kunt/moet zijn zonder dat je de werkelijkheid verruilt voor een gerepresenteerde, omdat de werkelijke wereld en de gerepresenteerde wereld niet logisch van elkaar te onderscheiden zijn.

Saturday, August 14, 2010

Vernietigde Werken


Ik heb weer een paar schilderijen vernietigd, een onvoltooid schilderij van een Joodse begraafplaats te Worms, met twee Sita's. Een schilderij met Sita als Cleopatra, die een einde maakt aan haar leven door een adder in haar borst te laten bijten. Dit schilderij is voltooid, en ik was er best tevreden over, maar het is helaas beschadigd. Deze schilderijen komen uit 1990. Sita was destijds mijn favoriete model. Vervolgens een onvoltooide grijze onderschildering van een ander model, dat was een werk in opdracht maar ik vond het schilderij niet interessant genoeg dus heb deze onvoltooid gelaten en ben opnieuw begonnen. Dit alles was in 1994. Daarnaast ook een vrij groot onvoltooid schilderij van een naakt in drie kleuren. Het onderwerp was wel een aardig idee, maar niet interessant genoeg.




Thursday, August 12, 2010

Louisa


Destijds heb ik drie schilderijen gemaakt van Louisa, dit is de meest gelukte, met een kop van een Griekse Kore uit de pre-Hellenistische periode. (met gebroken neus) De vorige post is een van de andere twee.

Sunday, July 18, 2010

Louisa


Nog een onaf schilderij, ook uit ongeveer 1995. Dit werk is in 1996 vernietigd, en nooit af gekomen. Het is een naaktportret van Louisa, aan de reflectie van de verf is te zien dat deze foto is gemaakt toen de verf nog nat was, als een soort halffabrikaat.

Kop van een Dodo


Ik vond een oude dia van een detail van een schilderij uit ongeveer 1994, nooit afgemaakt en allang vernietigd. Het is een dodo-kop.

Jammer dat het nooit is voltooid, en dat het niet meer bestaat. Ik was het schilderij al helemaal vergeten.

Ik weet ook niet meer waarom ik die dodo nou eigenlijk wilde schilderen.

Friday, July 16, 2010

Korten en Rekkelijken

Ik bladerde ter inspiratie een beetje door mijn oude schrijfsels. Deze citaten komen uit mijn denkboeken van 1990....:

"Steeds meer rijst bij mij het besef, dat het menselijk denken beperkt blijft tot conclusies over het menselijk denken.... wat een vrijheid!|

"De straf voor niet-leven is een ellendige dood"

"Groot, groter, grootst, alleen mijn eigen hoofd is groot genoeg voor mij"

"Waar is de eenheid? Waar is de macht? Die wachten op je, in je geest. Grijp ze en je zult het geluk kennen, laat ze liggen en je zult eenzaam sterven."

"Je in andere mensen verdiepen is eigenlijk een zeer mechanistisch en determinabel proces. Een mens kent een ander mens verschillende stadia van 'bekendheid' toe, en fluctuaties daarin worden promoties en degradaties in het sociaal contact, of toenadering en afwijzing in de volksmond. Een mens staat een ander mens in principe niet toe te 'promoveren'. Dat kan alleen als er iets speciaals gebeurt. Chemie, bij de liefde, of gelijkgeaarde hobby, of stemming, of levensvisie of juist het tegenovergestelde bij vriendschap."

"Ik heb honger. Niet alleen naar liefde maar ook naar genialiteit en grootsheid, ja, zelfs naar voedsel!"

"Ik weet nu wat ik moet schilderen! Een fiets. Of een dinosaurus. Of een tennisbal, heel groot, of een kom FuYong Hai. Of een naakte vrouw, met spiegeleieren als borsten. Of een hond. Of een pissebed. Of een fiets."

"Zielerust is belangrijker dan vruchtvlees.
Vruchtvlees is mooier dan zielerust.
Eenzaamheid is slechter dan onrust.
Onrust is slechter dan vruchtvlees.
Vruchtvlees is duur. Het kost zielerust en eenzaamheid, afhankelijkheid en draaierigheid.
Maar het brengt muziek.
En misschien het hoogst haalbare: goede kunst."

"Ware het niet, dat de nochthans naar het oosten gekeerde wind zich plotsklaps tegen het westen keerde. De ganse culturele constructie van zeilboten die op het oosten gerichte westenwind konden gebruiken ter voortstuwing, diende derhalve op een op het westen gerichte oostenwind te worden gebouwd. Ook de op het oosten gerichte bloemperken in de keizerlijke tuinen moesten worden omgeplant, zodat ze zich tegen het oosten konden keren, en teneinde de westelijke winden te kunnen weerstaan."

"De zich voortkruipende nacht, als een sluipende wolf, ongemerkt maar noodzakelijk, zonder versnelling of vertraging, dodelijk precies en levenloos mechanisch, als een perpetuum mobile, drijvend op haar eigen geweeklaag en gezucht, eindeloos doods op het einde wachtend, in stilte gewelddadig en belust op verschrikking, de stilte gelijk, wachtend op het onontkoombare: de zonsopgang.
Beleef een nacht eens zelf. Het is grappig."

Thursday, July 15, 2010

Meine Bilder Sind Kluger als Ich

Als je ervan uitgaat dat een schilderij mooier is dan datgene wat het afbeeldt, of mooier is dan elk willekeurig ander voorwerp, (dat is bijna altijd het geval, want er is altijd een voorwerp te noemen dat lelijker is dan het schilderij) dan kan die schoonheid niet in het schilderij zitten maar in de bedoeling om het schilderij mooi te maken.

Je kunt er van uitgaan dat schilderijen een bepaald concept communiceren. Je moet het schilderij ‘lezen’, ‘interpreteren’. Theoretici die deze gedachte aanhangen, steunen het idee dat taal niet alle mogelijke concepten kan communiceren en dat beeldende kunst een communicatieve leemte vult. In dat geval zijn kunstwerken verwijzingen naar een concept. (A.C.Danto)

Je kunt er ook van uitgaan dat kunstwerken gewoon ‘mooi’ moeten zijn. Schoonheid hoeft geen fysieke eigenschap te zijn. Zo kan een roman of een muziekstuk ook ‘mooi’ zijn, maar er is geen object aanwezig dat de eigenschap ‘mooi’ bezit. Je kunt je ook voorstellen dat een schilderij bij slecht licht niet mooi is. Bij genuanceerder analyse van het begrip ‘schoonheid’ zou een conclusie kunnen zijn dat de schoonheid plaatsvindt in de bezoeker, en dat het kunswerk een aanleiding is voor dit plaatsgrijpen. Daarmee is het kunstwerk een intentionele katalysator en geen bezitter van de eigenschap schoonheid. Kunst is dus niet object-gebonden, en niet alleen omdat ze dat formeel niet is (muziek heeft nu eenmaal geen object) maar ook intentioneel. (de essentiele eigenschap van kunst, zijnde schoonheid, zit niet in het object besloten maar in de vervaardiger en de gebruiker) (R.Wollheim)

Bovenstaande twee ideeen zijn wat mij betreft problematisch omdat het kunstwerk zelf als object geen rol speelt. Het is mogelijk situaties voor te stellen waarbij schoonheid optreedt of een concept niet-talig wordt gecommuniceerd zonder dat daar een kunstwerk aan te pas komt.

Mijn idee is het derde: een object van beeldende kunst is een object waarmee een gebruiker een vereenvoudigde vorm van intersubjectiviteit kan aangaan, dat wil zeggen, een kunstwerk bezit rudimentaire eigenschappen die we alleen van het subject kennen. Kunstwerken zijn dus altijd slimmer dan diegene die het kunstwerk heeft vervaardigd.

Gerhard Richter zegt: "Meine Bilder sind Kluger als Ich"

Heidegger en Sloterdijk Vertaald naar Onderwijs

In 1999 stond de Duitse filosoof Peter Sloterdijk voor een publiek in het kader van een symposium onder de naam “De Ethisch Theologische Ommekeer van de Filosofie na Heideggers Deconstructie van de Ontotheologie”. Nauwelijks een titel die een revolutie doet vermoeden, maar na beeindiging van zijn lezing mocht Sloterdijk zijn intrek nemen in de bescheten duiventil van geinstitutionaliseerde controversiele gevleugelde denkers. Hij bestond het om in zijn lezing genaamd “Regels voor het Mensenpark” het door het denkend deel van de betreders van het avondland als heilig beschouwde ontotheologische adagium van Heidegger, beter bekend als het ‘dasein’, te pareren met een bestiaal mensbeeld. De goegemeente kon slechts in verwarring en hysterie toehoren. De duitse filosoof met de nederlandse naam en het poolse uiterlijk had zich haat en bewondering van vele “untermenschen” op de hals gehaald.
Zowel de mensinvulling van Heidegger als die van Sloterdijk hebben betrekking op de wijze waarop mensen aan een, meestentijds geografisch begrensd, samenzijn kunnen worden geintroduceerd, teneinde zich in hun menselijkheid te sublimeren. Dat kan niet anders dan verwant zijn aan het openbaren van geschriften van humanistische aard, ‘brieven’ zoals Sloterdijk ze noemt, die verzonden zijn binnen de historie van die mentaal-geografisch begrensde eenheid. Deze eenheid wordt in wezen begrensd door het in de loop der eeuwen opgehoopte canon van geschriften. Intellectueel onderwijs openbaart en exegeert die geschriften aan jonge introducees.

Het opdringen van die opeenhoping van geschriften en de bijbehorende apollogetische bezweringen van docenten in de richting van jonge mensen teneinde fictieve mentaal-geografische begrenzingen, tegen hun aard in, staande te houden, is wat wij onderwijs noemen.

Of bovengenoemde omschrijving van onderwijs nu humanistisch (Heidegger) of Nietzscheiaans (Sloterdijk) te noemen is, liberaal is ze zeker niet. Onderwijs is een introductie aan menselijke onschuldigen die niet in staat zijn zichzelf te introduceren, en zeker geen verdervoeren van bij geboorte aan overdaden van zelfbeschikking lijdende subjecten, die ten allen tijden kunnen beredeneren waarom ze links gaan en niet rechts. Wij spreken van een volk van ganzen dat de moedergans altijd zal volgen, zelfs tot in de dood, uit lijfsbehoud en angst voor de onkenbare metafysica die zij bij het leven op de koop toe krijgen, en waardoor het bestaan ondraaglijk in zwaarte wordt. De beenderen van de laatste liberaal verbleken immers in de felle zon op de kale rotsen van Sint Helena, tenzij wij het bijtende atheisme van Anatole France als liberaal beschouwen.

Zag Heidegger de eigenschappen die een mens maakt tot wat hij is, in het verschil tussen de mens en het dier, Sloterdijk ziet een mens als een wezen dat gefaald heeft in zijn dier-zijn, dat zich in de loop der historie staande weet te houden door te balanceren tussen extreem geweld en het temmen van zijn bestiale eigenschappen. (in de Romeinse geschiedenis is dat het voeren van oorlog en het bijwonen van bloedige taferelen in plaatselijke arena’s) Heideggers’ humanistische ‘dasein’ is een sublimering van de mens boven het dier-zijn in zijn taalgebruik waardoor hij een groter beeld heeft van zijn omgeving en zuiver kan communiceren, als staande in de felle lichtbundel van zijn eigen menselijke taalvaardigheid. Sloterdijk ziet mensen terugtrekken in huizen, immobiel worden, (dasein) hij ziet ze futiele theorieen verzinnen vanachter de veiligheid van de muren van hun huis, pathetisch de wereld beschouwend. Die werkelijkheid buiten, aan de andere kant van het vensterglas, had de mens eens als zijn territorium beschouwd, toen hij nog geslaagd was als dier, maar dat is thans metafysica en mystica geworden. Het is de taal die ons dat heeft aangedaan, en dat is het einde van het humanisme, meent Sloterdijk, want “Wie gaat de mens temmen als het humanisme, de school van het temmen van de mens, daar niet langer in slaagt?”

Jacob van der Linden
(dit is een samenvatting van een eerder geschreven artikel)

Wednesday, July 14, 2010

Musje in huis!


Een mus was door het raam naar binnen gevlogen. Ze was een beetje in paniek, maar ik heb toch een foto genomen voordat ik haar weer buiten zette.

Monday, June 21, 2010

Stemrecht?

Men zegt wel eens, dat als je in een democratisch bestel geen gebruik maakt van je stemrecht, dat je dan ook je mond moet houden als er politieke besluiten worden genomen waar je het niet mee eens bent.

Ik denk het tegenovergestelde: als je stemt, geef je je stemrecht aan een vertegenwoordiger in het parlement. Die kan dan namens jou macht en invloed uitoefenen op te nemen politieke beslissingen. Die gekozen vertegenwoordiger spreekt dus namens de kiezer. Zelf heb je dan geen stem meer, dus kun je niets meer zeggen. Je hebt je stem weggegeven.

Ik stem niet, uit principe. Ik kan dus, indien nodig, een grote mond opzetten, omdat ik mijn stem heb behouden.

Sunday, April 25, 2010

De Voogelen des Heeren

Als je niet kunt schilderen omdat je geen atelier hebt, dan ga je maar fotograferen. Dit is een jonge merel in onze tuin. Hij zit doodstil om geen aandacht te trekken, maar houdt de boel wel goed in de gaten. De jonge snoodaard wordt door zijn vader gevoed, de moeder heb ik nog niet gezien.

Thursday, April 15, 2010

Immersie 5

Het onderscheid tussen immersie en verbeelding is mij niet helder. De definitie van immersie, zoals ik die eerder poneerde, luidt als volgt:
'immersie is de illusie dat een door een medium gerepresenteerde wereld de werkelijke wereld vervangt, van diegene die zich in immersieve staat bevindt. Daartoe geeft de immersief (de persoon die zich in immersieve staat bevindt) vrijwillig, en zonder belang anders dan de immersieve ervaring, vrijwillig tijdelijk zijn identiteit en omgeving op voor de door het medium gerepresenteerde.'
Verbeelding zou op dezelfde wijze kunnen worden gedefinieerd, behoudens de zinsnede ‘door een medium gerepresenteerde’. Dat betekent dat de aanwezigheid van een representatie het verschil is tussen immersie en verbeelding.

Toch zijn er meer verschillen, denk ik.

Als iemand zich bij het fietsen inbeeldt dat hij in een ruimteschip door het heelal reist, dan is dat verbeelding. Er is immers geen representatievenster. Maar hij zal niet werkelijk geloven dat hij een ruimtereis maakt, maar zich dat alleen inbeelden.

Als iemand naar een film kijkt (als medium van een gerepresenteerde werkelijkheid) dan ziet hij een ruimteschip die door het zwerk zoeft. Dat is immersie, althans wanneer hij aan de voorwaarden voldoet die in de definitie van immersie worden genoemd. Verschijnt er een ruimtemonster in de film, dan schrikt de immersief. Het geloof in een door een medium gerepresenteerde wereld is derhalve anders dan het geloof in een ingebeelde wereld.

Als iemand je een verbeelding voorschotelt dan kun je verrast raken door de gebeurtenissen die in die verbeelding plaatsvinden. Als je je de representatie zelf verbeeldt kun je nooit verrast zijn. Die eigenschap, en de manier waarop de vervaardigers van een gerepresenteerde wereld daar mee om gaan (schrijvers en filmers en zo) zou wel eens de rechtvaardiging van het begrip 'immersie' kunnen zijn.

Monday, April 12, 2010

Portret Hans Versteegh

Dit is een portret van Hans Versteegh, uit februari 1998, geschilderd in acrylverf op masoniet. De foto is niet zo heel erg goed, in werkelijkheid zijn de kleuren veel krachtiger. Destijds was mijn schilderlef en penseelvoering veel effectiever dan dat hij nu is. Ik kon met weinig verf veel suggereren. Daar is dit werk een getuige van.

Indonesisch Kopje

Omdat ik nu niet meer kan schilderen vanwege de afwezigheid van een atelier, laat ik maar wat spullen zien uit de oude doos. Dit is een indonesisch kopje, geschilderd in november 1997. Het is acrylverf op masoniet, bepaald niet mijn favoriete techniek, maar destijds wilde ik met nieuwe materialen en combinaties experimenteren. De afmetingen zijn ongeveer 50 x 120 cm.

Tuesday, March 16, 2010

Tentoonstelling Barbara Guldenaar


In de kunstkritiek is het gebruikelijk onderscheid te maken tussen twee (schijnbaar) tegengestelde invalshoeken, om het oeuvre van een te bespreken kunstenaar te vangen. Het meest bekende onderscheid ontsproot aan het brein van Friedrich Nietzsche. Hij onderscheidde het ‘Apollinische’ (de nadenkende kunstenaar) van het ‘Dionysische’, (de emotionele kunstenaar) mijns inziens een bijzonder veelzeggend en bruikbaar onderscheid om beeldende kunst te determineren.

Ikzelf waagde elders op deze blog ook een drieste poging, door onderscheid te maken tussen kunstwerken waarbij de toeschouwer een rol speelt in de gerepresenteerde wereld, alsof de representatie zich intersubjectief naar de beschouwer opstelt, en kunstwerken waarin de gerepresenteerde wereld zich schijnbaar onafhankelijk van de toeschouwer voordoet. Het werk van Neo Rauch schaarde ik onder het laatste, mijn eigen werk onder het eerste.

Kunstwerken, waarbij de gerepresenteerde wereld onafhankelijk van de toeschouwer bestaat, hebben een aantal specifieke eigenschappen. Zo voelt de beschouwer zich een beetje een ‘voyeur’, als hij onopgemerkt een wereld bestudeert met geheel eigen wetten, schijnbaar vanzelfsprekend, maar toch onbegrijpelijk voor de toeschouwer. De dingen gaan zoals ze gaan, met het grootst mogelijke gemak, op een wijze die voor de beschouwer vaak absurd is. De immersieve kwaliteit van dergelijke kunstwerken ligt naar mijn mening precies in dat feit besloten, namelijk in de gerepresenteerde vanzelfsprekendheid van absurditeiten. (het begrip ‘immersie’ is wat mij betreft nog omstreden, zie elders op dit blog)

Dit weekend was ik op een vernissage van een tentoonstelling van Barbara Guldenaar in Haarlem. Ik was zeer verrast door het werk, in die zin dat ik bovenstaand onderscheid in het bijzonder van toepassing dacht. De werken zijn in zekere zin absurd, maar die absurditeit wordt geneutraliseerd door de vanzelfsprekendheid die heerst in het gerepresenteerde. Daarnaast is het zo, dat de gerepresenteerd wezens totaal geen acht lijken te slaan op het feit dat er een toeschouwer is, die daarmee in een voyeuristische positie wordt gedwongen, en dat is een prettige en zoetgevooisde ervaring.

Nochthans kwamen de titels van de werken ‘verklarend’ op mij over, omdat ze schijnbaar extra informatie gaven over het gerepresenteerde, maar die informatie was net zo absurd als de representatie zelf, met als gevolg dat de titels de werken een ‘rebusachtige’ kant op dwongen. Het voyeuristische kijken naar wezens uit een onbekende wereld die de meest absurde vormen aannemen maar dat volkomen vanzelfsprekend vinden werd naar mijn mening wat vertroebeld doordat de titels mij dwongen om een verklaring te zoeken.. alsof er een vraag was die in de werken werd beantwoord….

Maar dat is mijn persoonlijke preoccupatie: waarom een tekstuele verklaring als die niet nodig is om de werken te begrijpen, en, anderzijds, zijn de werken wel sterk genoeg, als een tekstuele verklaring noodzakelijk is om het proces van receptie van de beschouwer te doen plaatsvinden? Waren die titels er niet, dan had ik de werken sterker gevonden, ik heb die titels dus ook gelaten voor wat ze waren bij het bekijken van de tentoonstelling, en heb van de werken genoten.

Ik kan de tentoonstelling van harte aanbevelen, hij loopt van 14 maart tot 18 april in Galerie 37 Spaarnestad.

Friday, March 12, 2010

Hans van Mierlo (1931 - 2010)

Jacob van der Linden, op 12 maart 2010, Tilburg
Was de tragiek van Hans van Mierlo niet, dat hij met hart en ziel, maar meestentijds tevergeefs, tegen politieke domheid streed, omdat hij als een van de weinigen inzag hoe gevaarlijk die domheid kon zijn?

Sunday, February 28, 2010

--Snif-- Atelier Weg..

Per heden ben ik uit mijn atelier.. ik moest er uit omdat het gebouw herontwikkeld gaat worden. Deze winter was de verwarming al ontkoppeld dus het was nogal kleumen, maar nu is het dan uiteindelijk zover gekomen: ik ben een atelierloos burger geworden.

Naarstig ben ik op zoek naar nieuwe werkruimte in Tilburg, ik beweeg hemel en aarde, maar tot op heden zonder concreet succes. Er moet wel snel iets komen, want de ideeën en schetsen stapelen zich op....

Monday, January 25, 2010

Rinus van de Velde


Interessante Belgische kunstenaar. Tekent met houtskool.

Het enige dat mij tegenstaat is het gebruik van teksten in zijn werken, met name het gebruik van de engelse taal, (ik heb altijd het gevoel dat mensen dat doen om misplaatste internationale pretenties te botvieren?) maar dat is mijn persoonlijke preoccupatie.

Op de een of andere manier doet zijn werk mij denken aan dat van de Amerikaan Mark Tansey... ik heb niet helemaal in de peiling waarom.

Hier de website van Rinus van de Velde: http://rvandevelde.web-log.nl/

Immersie 4

Zou immersie een eigenschap van een bepaald medium kunnen zijn, net zoals klank een eigenschap is van taal?

Saturday, January 23, 2010

Immersie 3

De gedachte dat immersie een eigenschap of een bewustzijnstoestand van een persoon is, en dat een kunstwerk alleen maar een stimulator is (een 'prop', zoals Kendall Walton dat noemt, zie post 'immersie 2') stelt mij voor problemen. Ik ben nog altijd de mening toegedaan dat de effectiviteit, zelfs de existentiele voorwaarde, van beeldende kunst zich bevindt in de intersubjectiviteit tussen kunstwerk en beschouwer, dus noch in het kunstwerk, noch in de persoon van de beschouwer. Dat is een mening die ik via verschillende media heb verdedigd, ook in eerdere posts op deze blog.

De consequentie van het volgen van Walton in zijn definitie van immersie is, dat ik OF moet toegeven dat ik het mis had, en dat de existentiele waarde van kunst, en datgene wat het onderscheid bepaalt tussen zomaar een plaatje en een kunstwerk, niet zit in intersubjectiviteit maar eigenschap is van de beschouwer, OF ik zal moeten beargumenteren dat immersie geen noodzakelijke eigenschap is van beeldende kunst. Ik zal dan moeten verdedigen dat immersie een middel is, geen doel, dat het immersieve element wel degelijk bij de gebruiker van het kunstwerk ligt, maar dat datgene wat kunst onderscheidt van fantasie of een plaatje, in de intersubjectieve processen plaatsvindt, en dus geen immersie is, maar iets anders.

Ik zal het laatste pogen. Daarmee wordt het begrip 'immersie' nog veel problematischer, omdat het in dat geval zelfs geen noodzakelijke voorwaarde is voor een object om als kunstwerk te worden geclassificeerd.

Monday, January 18, 2010

Immersie 2

(zie Immersie 1)
Sowieso vraag ik mij af, of immersie een eigenschap is van het medium of van de gebruiker van het medium. Als het juist is, dat immersie ook plaats kan vinden als je wegdroomt bij het fietsen, dus zonder dat een representatief medium wordt gebruikt, dan is immersie hetzelfde als 'verbeelding', of 'fantasie', en is een representatiemedium alleen maar een aanleiding of een stimulans om de verbeelding te gebruiken, of te sturen. Dit is volgens mij de gedachte die Kendall Walton aanhangt. Hij stelt dat de representatieve media slechts 'props' zijn bij de verbeelding van de gebruiker. In dat geval staat het gehele begrip 'immersie' op losse schroeven. Het is dan immers onzin om te spreken van de immersieve kwaliteiten van een film of een schilderij, omdat immersie slechts betrekking heeft op de gebruiker. Je kunt wel zeggen dat een representatief kunstwerk immersie stimuleert, maar dat is hetzelfde als stellen dat het de verbeelding stimuleert.

Kun je 'verbeelding' definieren als: 'vrijwillig je omgeving en identiteit tijdelijk verruilen voor een gefantaseerde omgeving en identiteit'?