Wednesday, March 23, 2011

Over een religieus wereldbeeld zonder religie

1
In Nederland rijden treinen, volgens bepaalde trajecten. Die treinen hebben een identiteit, ze zijn van elkaar te onderscheiden door een nummer dan aan de zijkant van de trein staat. Die treinen rijden volgens bepaalde trajecten, je kunt je heel goed voorstellen dat er iemand is geweest die bepaald heeft wanneer welke treinen waarheen rijden. Daar zit een bepaald evenwicht in. Treinen botsen niet tegen elkaar, ondanks dat er heel veel zijn, en ze zijn op een bepaalde tijd op een bepaalde plaats. (althans, dat is de bedoeling) Dit is allemaal bedacht door die ene persoon, die de dienstregeling heeft gemaakt.

Die persoon noemen we God.

Stel je nu voor: je bent een treinspotter. Je staat langs de kant van het spoor, bij Dordrecht, en je verbaast je over het vernuft van die grote kolossen, die op tijd rijden en regelmatig voorbijkomen, en een schijnbaar moeiteloze vanzelfsprekende harmonie tentoonspreiden. Je prijst God om de schoonheid van datgene wat hij heeft gecreeerd. Je ziet die schoonheid als een bewijs van het bestaan en de almacht van God. Je onderkent dat je het zelf nooit zo zou kunnen bedenken, aan de hand van hetgeen je ziet voorbijkomen. Maar je ziet niet alles, je ziet alleen wat er in Dordrecht voorbij komt.

Maar nu ga je een schema maken. Je noteert de tijden en de identiteitsnummers van de treinen die voorbijkomen. Je trekt al snel bepaalde conclusies.
Treinen komen meer dan eens voorbij, dus ze leven langer dan een rit
Als ze ergens heen gaan en ze komen nog een keer voorbij, moeten ze dus ook terug zijn gegaan.
Je merkt een correspondentie tussen lengte en type van de trein en het tijdstip van voorbijkomen.
Je gaat intercity’s van stoptreinen onderscheiden.
Enzovoorts.

Met andere woorden: je gaat het systeem achter het voorbij komen van treinen steeds beter begrijpen, en je kunt al snel modellen opstellen waarin het voorbij komen van treinen voorspeld kan worden. Misschien ben je in staat om aan de hand van de treinen in Dordrecht voorspellingen te doen over de treinen in Utrecht. Op een gegeven moment, en na het verzamelen van veel informatie, kun je zelfs de identiteit van voorbijkomende treinen voorspellen.

Daarmee tast je de almacht en het bestaan van God aan. Hoe meer je begrijpt van het systeem, en hoe meer je de gebeurtenissen kunt voorspellen, hoe minder je de God respecteert. Op het moment dat je fouten in het systeem gaat ontdekken, zoals treinen die te laat rijden of overvolle treinen, verlies je je geloof in God, en ga je de ontwerper van het schema als een gelijke zien.

2
Stel je voor, je speelt een racespelletje op de computer. Dat racespel is door iemand gemaakt, de ontwerper van het spel. Als je begint met spelen moet je eerst het spel leren kennen. Je blaast constant de motor op, je vliegt uit de bocht en eindigt steevast als laatste. Toch ga je door. Waarom?

Omdat je er van uitgaat dat het spel zo is gemaakt door de ontwerper dat het speelbaar is. Je vertrouwt zo op de kwaliteit van de ontwerper, dat je je falen bij het spelen volledig aan jezelf wijt.

De ontwerper noemen we God.

Je faalt in het spelen van het spel des levens, maar je blijft doorgaan, omdat de wereld is gecreeerd door een ontwerper die het leven zo heeft bedacht dat het leefbaar, ja, zelfs winbaar is. Dat is een ethische grondhouding.
Stel je voor dat je je geloof in de kwaliteiten van de ontwerper van het computerspel verliest, doordat je, ook na dagen en weken van proberen, niet als winnaar aan de finish komt. Dan zeg je: ‘dit spel is onspeelbaar’. Dat is een evaluatieve conclusie. Die conclusie kun je ook trekken als je merkt dat na veel oefening er nog steeds geen progressie in de resultaten zichtbaar is.

Als je zegt: ‘dit spel is onspeelbaar’ dan kun je twee dingen bedoelen:

Dit spel is door een ontwerper gemaakt die niet goed genoeg is om het spel speelbaar te maken
De ontwerper heeft het spel expres onspeelbaar gemaakt.

Als je de metafoor van het spel gebruikt voor de werkelijkheid, en het spelen van dat spel als leven in die werkelijkheid, komt daar nog een derde conclusie bij:

Er bestaat geen God.

De eerste twee conclusies zijn behoorlijk cynisch. De derde conclusie betekent, zeker op het eerste gezicht, dat het onmogelijk is te bepalen of het spel van het leven wel speelbaar is.

4 comments:

Alex said...

In (1) ga je de positie van de ontwerper betwijfelen. Je gaat hem beschouwen als een gelijke.

In (2) gebruik je net als in (1) fouten in het systeem als aanleiding voor twijfel aan de competentie van de ontwerper en, bijkomend ten opzichte van (1), de bedoeling van de ontwerper.

In (3), het leven, betwijfel je de speelbaarheid van het leven. In lijn met (1) en (2) kan dit dan betekenen dat de ontwerper van het leven (God) hier en daar een steekje heeft laten vallen of dat de bedenker het spel met opzet onspeelbaar (of niet te winnen?) heeft gemaakt.

Uit je analogie blijkt volgens mij nergens twijfel aan de aanname dat er een entiteit zou zijn die iets bedacht, gecreƫerd of ontworpen heeft. De vraag of het spel van het leven speelbaar is, is twijfelen aan de competentie of bedoeling van de maker. Maar niet per se twijfel aan het bestaan van deze maker. Toch? Ik ben het met je eens dat de derde optie, er bestaat geen God, een optie is. Maar optie 3 lijkt me van andere orde dan optie 1 en 2. Hoe zie je die verhouding?

Giacomo di Lindini said...

Nee, ik twijfel in dit stukje niet aan het bestaan van een ontwerper, omdat er anders geen sprake is van religie, en ik wilde juist een religieuze ervaring middels analogieen onderzoeken. Het is geen onderzoek naar het al dan niet bestaan van een ontwerper/god/watdiesmeerzij, maar naar de mogelijke verhoudingen tussen een ontwerper en een individu dat geconfronteerd wordt met een allesomvattend ontwerp.

(Zoals Nietzsche al zei: "Ik zou het niet kunnen verdragen dat er een God is, als ik die God niet zelf ben, en daarom bestaat er geen God.")

Unknown said...

Misschien moeten we ons beeld van de ontwerper en zijn relatie tot de reiziger/speler herzien? Er zijn immers veel verschillende soorten ontwerpers en niet iedere ontwerper heeft eenzelfde werkwijze. We hebben God niet ontmoet dus waarom blindelings geloven in wat anderen speculeren? Misschien is het ontwerp zo flexibel dat de speler het naar eigen hand kan manipuleren (of hij het nou bewust doet of niet). De trein wordt immers ook bestuurd door de machinist? En dat ze regelmatig niet rijden of te laat komen bewijst toch dat het systeem te manipuleren is. Maar goed, dat betekend dan natuurlijk wel dat wij ook kunnen falen, dat het niet alleen aan het ontwerp ligt. But then again, als wij ook ontworpen zijn dan ligt het alsnog aan de ontwerper! Hm.

Giacomo di Lindini said...

Het is een merkwaardig dilemma. Enerzijds moet je, als gelovige, geloven in het feit dat er een schepper is, anderzijds geeft dat geloof je een gevoel van schoonheiod of respect wanneer je naar de schepping kijkt, en dat is dan weer voedingsbodem voor het idee dat er een schepper is. (het is zo mooi, dat kan alleen geschapen zijn) Daarnaast laat het feit dat je in een schepper gelooft, je met een heel merkwaardig wereldbeeld achter. het betekent dat je ook moet geloven in de intentionele speelbaarheid van het spel, of in de intentionele correctheid en effectiviteit van het spoorboekje. Vervolgens moet je dan onvermijdelijk de conclusie trekken dat er een doel moet zijn, dat verscholen ligt in het spel of in de spoorwegen. Anders zou het niet speelbaar of effectief kunnen/hoeven te zijn.

Sommige van deze mijns inziens noodzakelijke houdingen ten opzichte van religie zijn in tegenspraak met elkaar.

Maar het grappigste is, dat de identiteit van de schepper er niet toe doet. Of het spoorboekje nou is ontwikkeld door Piet of Jan, of de wereld nou is geschapen door God of Allah, dat is in deze modellen irrelevant. Ik begrijp religieuze twisten in deze zin dus helemaal niet.