Tuesday, November 15, 2005

Wat is dat, schilderen? - 3

De conceptuele benadering van kunst kan leiden tot een bepaald soort inzicht in de mechanismen die de communicatie tussen subjecten bewerkstelligen. Met name Amerikaanse kunstenaars uit de jaren tachtig en sommigen uit de jaren zeventig, de enige interessante perioden uit de Amerikaanse kunstgeschiedenis, tonen een vaardigheid in het conceptueel-intersubjectief communiceren. De val van Arthur Danto, namelijk de scheiding van conceptuele intentionele inhoud en tastbaar object, waarna het object gracieus en resoluut in de sloot kan worden gegooid, wordt door deze generatie kunstenaars dynamisch omzeild. Kunstenaars als David Salle, Julian Schnabel, Walter de Maria, de tweede generatie Pop-kunstenaars, en anderen tonen zich meesters in conceptuele communicatie. De grootste conceptualist is echter Europeaan, in de persoon van Gerhard Richter.
Het lijkt mij interessant om een combinatie van deze conceptueel-intentionele beeldende kunst te combineren met een zeker ambachtelijk vakmanschap en een melancholisch en romantiek terugverlangen naar datgene wat is geweest. Een vorm van verlangend maar ook spottend eclecticisme, maar niet detzelfde als de vulgaire na-aperij van het postmodernisme.
Hoe moet dit in het vat worden gegoten? Pluriform eclecticisme omzeilt, in tegenstelling tot vulgair eclecticisme, het banale en het triviale aspect van bijvoorbeeld het werk van Jeff Koons. Dit is door Gerhard Richter bewezen. Het schilderproces verwringen tot een fotografisch-beeldend mechanisme lijkt een goed methode om Richteriaans pluriformisme te bereiken. Dat, en een veelheid aan onderwerpen, veel meer nog dan in het oeuvre van Richter, een bombardement aan onderwerpen, in korte series, elk als door een ander kunstenaar gemaakt, moet een combinatie opleveren, die genoemde doelen kan bereiken. Is dat zeker? Ik weet het niet.
Een onderwerp dat banaal is, is niet meer banaal als het met veel vaardigheid en ambachtelijkheid wordt geschilderd. Een grap is immers nooit duurzaam, dus iets wat duurzaam is kan geen grap zijn. ( Daarmee wordt de kunst van onder anderen Jeff Koons afgedaan als een niet-duurzame grap. Ook het werk van semi-conceptualisten als Richard Prince en in mindere mate John Baldessari is irrelevant).
Volgens bovenstaande methode zou een ‘rizoom’ moeten ontstaan, een eenpuntsmassa met een oneindigheid aan betekenissen. Schilder een serie zwart-wit foto’s na van Laurel en Hardy. Picturaal zijn dat fantastische plaatjes, ambachtelijke uitstraling is gewaarborgd, literaire lading zoals in de Rote Armee Fraktion schilderijen van Richter of zijn serie ‘Lernschwestern’ wordt vermeden. Bovendien is deze manier van schilderen in diepste wezen anti-expressief en laat geen ruimte voor de subjectieve persoonlijkheid van de schilder.
Pornografie heeft de aloude pin-up van Vargas en anderen naar de achtergrond gedrongen. Dergelijke pinups zijn nu slechts plaatjes van weleer, curiositeiten en decoratieve merkwaardigheden voor verzamelaars en naar weleer verlangenden. Een typisch Amerikaans verschijnsel, de pin-up, dat nu slechts een historische waarde vertegenwoordigt. Activiteiten van tweede generatie pop-artiesten zoals Mel Ramos, hebben de pin-up tot een soort high-art gemaakt. Het werden tijdsiconen, generatiemonumenten, ontwikkelingsmerktekens. Nog een paar stappen hoger en de pin-up wordt een rizoom. Zou het mogelijk zijn om deze stappen te maken? En wat is het belang van een pin-up dat de vorm van een rizoom met historische verwijzing heeft aangenomen? En wat is de prijs voor een metamorfose van dergelijke omvang?

No comments: